Dansen op een vulkaan in Texas

tourverslag (Verenigde Staten, 2000)

Onderweg naar een optreden op het showcasefestival South by Southwest in de Texaanse hoofdstad Austin vertrouwt Erik mij toe dat dit vast once in a lifetime is, spelen in het grote Amerika met je eigen bandje. Ik knik aarzelend en hoop dat hij groot ongelijk heeft. Dit is juist waar ik van gedroomd heb! En ik heb het gevoel dat het net allemaal begint. Voor het eerst de grote plas over met gitaren, toetsenborden, samplers en onze nieuwe cd. Drummer Jaimy en ik bestellen een glas Jack zonder ijs bij de opvallend openhartige stewardessen van Delta Airlines. ‘Are you rockstars or pornstars?’ vraagt een van hen opzichtig knipogend. Hint, hint, hint! Op dat moment spelen er zich verschillende droomscenario’s af in mijn hoofd. ‘We are Miss Universe, just like you,’ antwoord ik zo gevat mogelijk. De bandleden kijken enigszins gegeneerd de andere kant op. De liedjes van hun bandleider mogen dan bij menigeen in de smaak vallen, zijn grapjes zijn niet zelden gespeend van elke vorm van subtiliteit. Ik geef de stewardess een visitekaartje van Miss Universe – zo heet onze band – en loop terug naar mijn plaats. Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.

In het rokershok van overstapvliegveld Atlanta lopen wij de Noord-Ierse rockers van Therapy? tegen het lijf. Zij kunnen ons niet herkennen – wij zijn nog net niet doorgebroken –, maar wij hen wel. Zij gaan ook naar het festival in Texas. Brothers in arms! Zanger Andy Cairns blijkt vliegangst te hebben, zo bekent hij. Eenmaal aan boord bestellen wij tequila voor iedereen en proberen een beetje met deze Angelsaksische beroemdheden aan te pappen door ons zo gelijkwaardig mogelijk op te stellen. De jongens van Therapy? blijken ook gewoon mensen te zijn! 

Aangekomen in Austin huren wij een Oldsmobile, waarmee wij door de straten van het groots opgezette festival paraderen. Het grote avontuur gaat nu echt beginnen. 
Op de eerste festivaldag zijn wij uitgenodigd voor de Nederlandse avond, waar bands, journalisten, platenbazen, promotors, managers en andere belangrijke figuren uit ons eigen kikkerland zeer uitgelaten en veelal in oranje kledij bij de bar rondhangen. Ofschoon wij meer oren hebben naar het ontdekken van interessante, nog obscure internationale artiesten op het festival, gaan wij dit verplichte nummer niet uit de weg, al is het maar voor een lekkere bitterbal. De Nederlandse autoriteiten hebben netjes onze vliegreis bekostigd, dus dan moet je als rockster in wording wel een beetje dankbaar zijn en het spelletje meespelen, zo simpel is dat. 

Nadat wij de Oldsmobile met wat moeite hebben geparkeerd en ontspannen door een stille straat in een achterafbuurt van Austin kuieren, worden wij door surrealisme bevangen. Vijfhonderd meter verderop klinkt er muziek. Flarden geluid waaien onze kant op. Op zich niet heel raar. Maar wij herkennen en verstaan de tekst: ‘Dansen, dansen, dansen, op een vulkaan!’ Hé, is dat De Dijk niet? Onze eigen Huub van der Lubbe en zijn mannen! Zijn wij daarvoor helemaal naar het verre Texas gekomen? Wij kijken elkaar verbaasd aan.

Eenmaal binnen waan ik mij in een kolonie. Het is ons kent ons dat de klok slaat. Wij zijn weer thuis! Maar wij zijn er pas net, dit is niet wat wij wilden. De Nederlanders in het kamp maken het elkaar naar de zin en gaan als vanouds uit hun dak bij hún jongens van De Dijk, die overigens in blakende vorm steken. Over de grens spelen geeft vleugels, daar kan ik over meepraten. Dan hoor ik iemand in vloeiend Bussums roepen ‘Morgen met zijn allen barbecueën, wat dacht je ervan, Klaas-Jan?’

Het leidt mijn gedachten terug naar het jaarlijkse Harpen­gala, de uitreiking van prestigieuze muziekprijzen aan Nederlandse artiesten. In Bussum. Ik had daar mijn eerste ontmoeting in levenden lijve met Boudewijn, mijn dorpsgenoot, zanger van bekende liederen als ‘Verdronken Vlinder’, ‘Het Land van Maas en Waal’ en andere poëtische kaskrakers. Ik trof hem bij de garderobe en keek hem recht in de ogen. Quasi-poëtisch keek hij over mij heen, alsof hij de horizon scande op zoek naar iemand anders, iemand die groter en wellicht gewichtiger was dan ik. 

‘Hallo, Boudewijn,’ zei ik. 
Vluchtig en lichtelijk verstoord wierp hij een blik in mijn richting. 
‘Eh…met wie heb ik de eer?’
‘Ik ben Rick Treffers, uit Heemstede.’
‘O ja, Treffers. Jij schrijft die stukjes voor de Haarlemse Koerier, niet?’
‘Nee. Ik denk dat je Dick Scheffers bedoelt, onze namen lijken op elkaar. Ik ben muzikant, heb een band die Mist heet en wij gaan volgende week op tour en …’
Op dat moment trok Boudewijns vrouw aan zijn mouw. 
‘Kom Bou, ze hebben koud buffet. Laten we gaan.’ 
Bedrukt – of toch dichterlijk dromerig? – tuurde Bou naar de glimmende parketvloer. Einde ontmoeting. Ik ging naar huis. Roemloos. En zonder harp. Jammer dat het gesprek met mijn collega en beroemde dorpsgenoot niet op gang kwam. 

Maar oké, dat was Bussum. Dit is Bushland. Texas, hell yeah! Morgen gaan wij vast allerlei leuke, internationale dingen meemaken. In de lift van het hotel sta ik even later lijf aan lijf met David Byrne. De frontman van Talking Heads! Ik houd mijn lippen stijf op elkaar. Ik gun hem dat ene momentje van reflectie. Onder­tussen schieten Eriks woorden van gisteren door mijn hoofd: dit is once in a lifetime. Waren ze toch een beetje profetisch. 

Dit verhaal berust grotendeels op waar gebeurde feiten en maakt deel uit van de roman Ik wou dat ik jouw leven had (Uitgeverij Vreugdenberg, 2018).