Laatst was de accu van mijn auto leeg. Onhandig, vooral als je net op het punt staat een leuke vriendin in Catalonië te gaan bezoeken. In Valencia vind je gelukkig op bijna elke straathoek een garage, dus liet ik de hoop op een leuk dagje uit nog niet meteen varen. En ja hoor, voor ik het wist zat ik in het bestelwagentje van Ricardo, de garagehouder in hoogsteigen persoon. In een handomdraai kreeg hij mijn leeggelopen Citroën weer aan de praat.
‘Wat krijg je van me?’, vroeg ik hem monter.
‘Laat maar zitten’, zei de beste man.
Is het puur geluk? Of zijn Spaanse autogarages altijd zo coulant en galant? Mijn persoonlijke ervaring met deze broeiende, lawaaiige en in een vochtige geurwaaier van smeer badende etablissementen is tot op heden in elk geval uitstekend. Tip: mijn houding is daarbij doorgaans behoorlijk pro-actief.
Toen ik afgelopen zomer met een kapotte thermostaat in kokend heet Altea strandde en lichtelijk wanhopig van binnen – en zo cool mogelijk van buiten – de dichtstbijzijnde reparatie-toko binnenwandelde, begon ik onmiddellijk vloeiend en voor mijn doen zeer luid Spaans te praten, opdat de monteurs zouden merken dat ik niet zomaar een hulpeloze, eenvoudig op te lichten buitenlandse toerist ben. Tevens merkte ik quasi-terloops op dat mijn vader vroeger ook automonteur was. Een leugentje om bestwil. Direct zag ik de aanvankelijk stoïcijnse boevengelaten van het garagepersoneel lichtjes oplichten. Het thema ‘familie’ is in Spanje een ijzersterk wapen als het gaat om je onderhandelingspositie. Daar is men gevoelig voor. Vader en moeder zijn heilig en een goede troefkaart als er vertrouwen gewonnen moet worden. Ook de zwager (‘el cuñado’) speelt soms een sleutelrol in precaire situaties. Als afspraken al dan niet met voorbedachten rade mislopen, dan wordt de joker van de zwager ingezet, of deze nu in werkelijkheid bestaat of niet.
‘Ik moet even mijn zwager uit de brand helpen. Heb je een momentje? Ik kom zo terug.’
Enfin, ik deed er alles aan om in de goede smaak te vallen bij de doorgaans norse, stoer ogende mannetjesputters in de autowerkplaats. Mijn geslijm sorteerde effect. Bij het afrekenen hoefde ik maar vijftig euro in contanten te betalen, terwijl het hier toch een ingwikkelde en langdurige spoedoperatie betrof. Toen ik voorzichtig vroeg of ik eventueel een bonnetje van deze transactie kon krijgen keek de garagebaas mij zwijgend doch veelzeggend aan. Natúúrlijk kon dat niet!
Leve de Spaanse autogarages!
Deze column verscheen in Por Favor Magazine (2e jaargang, nummer 3, zomer 2018)
Mooi! En ik beaam. De garage op de hoek is altijd authentiek Spaans.
Dank! En eens!